• Menu

0 recente resultaten

Brein verliest ook hoger beroep om klantgegevens

Het Amsterdamse Hof heeft op 13 juli 2006 de vordering van Brein afgewezen, in een kort geding tegen een aantal Internet Service Providers (ISP’s). Brein wilde de identiteit achterhalen van een aantal internetgebruikers die door Brein werden beschuldigd van onrechtmatig handelen, door ongeautoriseerd bestanden aan te bieden op een p2p-netwerk. Brein had na onderzoek een lijst met IP-nummers en tijdstippen aan de ISP’s geleverd. Deze hoeven de gegevens van het Hof niet af te staan, omdat Brein de beschuldigingen niet voldoende hard heeft gemaakt en het Hof niet heeft overtuigd van de zorgvuldigheid van het onderzoek. Met de uitspraak is het vonnis van de rechtbank bekrachtigd. Bits of Freedom schreef hierover in de nieuwsbrief van 20 juli 2005.

“Noodzakelijk is allereerst dat niet in redelijkheid kan worden betwijfeld dat de IP-adressen betrekking hebben op abonnees die illegaal muziekbestanden aanbieden in ‘shared folders’ vanaf hun computer”, aldus het Hof. Het zijn de onderzoeksmethoden van Brein, en in het bijzonder de methoden van het door Brein ingeschakelde Amerikaanse bedrijf MediaSentry, die op dat punt voor Brein roet in het eten gooien. Bij het onderzoek van MediaSentry werd de hele ‘shared folder’ gescand. Het Hof is er niet van overtuigd dat dit handelen binnen de grenzen van de Nederlandse privacywetgeving blijft. “Een gebruiker van een IP-adres stelt zijn computer open voor een specifiek doel, het uitwisselen van bestanden met andere P2P gebruikers van het netwerk, waarbij hij er niet op bedacht behoeft te zijn dat een organisatie als het door Brein ingeschakelde MediaSentry zijn ‘shared folder’ bekijkt op mogelijke inbreuken op auteursrecht. Hierbij komt dat deze gegevensverwerking voor de betrokkene onopgemerkt blijft.”

Het Hof vindt verder van belang dat de muziekindustrie het internet vervuilt met zogenoemde ‘decoy-files’ en ‘spoofed content’, bestanden die op muziekbestanden lijken maar het in werkelijkheid niet zijn. MediaSentry ging bij haar onderzoek puur af op de naam van bestanden. Er werd niet onderzocht of de betreffende bestanden daadwerkelijk een inhoud hadden waar auteursrecht op rustte. Het Hof concludeert dat dit een bewijsprobleem oplevert. “Zelfs indien […] de gebruiker van het IP-adres op het door MediaSentry vastgestelde moment bezig was bestanden vanaf zijn computer op het internet aan te bieden, staat daarmee nog niet vast dat daardoor inbreuk werd gemaakt op enig aan betrokkenen toekomend auteursrecht of naburig recht.”

Het criterium dat er ‘in redelijkheid geen twijfel mag bestaan’ ten aanzien van de inbreuk is aanmerkelijk zwaarder dan het criterium in de zaak Lycos-Pessers, waar het criterium werd gehanteerd dat de onrechtmatigheid ‘voldoende aannemelijk’ moet zijn gemaakt. De zaken verschillen volgens het Hof echter. Bij Lycos-Pessers ging het om het onrechtmatig publiceren van informatie op een website. In deze zaak gaat het “om de vraag of de door Brein verzamelde IP-adressen betrekking hebben op abonnees die daadwerkelijk inbreuk hebben gemaakt op de auteursrechten […] alsmede om de vraag of, indien dat het geval is, de IP-adressen van de desbetreffende abonnees rechtmatig zijn verkregen”.

Het Hof is van oordeel dat het gaat om een beslissing met grote maatschappelijke implicaties. Het komt tot de conclusie dat een kort geding onvoldoende ruimte biedt om tot een goede afweging te komen. In een kort geding procedure kan de rechter geen eigen onderzoek door deskundigen laten doen en is dus erg afhankelijk van hetgeen door partijen wordt aangedragen. Het Hof acht dit in deze zaak ongewenst. Het Hof verwijst vervolgens naar de bodemprocedure die al een tijdje loopt bij de rechtbank.

Dit artikel is automatisch geconverteerd uit het oude archief van nieuwsbrieven van Bits of Freedom.

Help mee en support ons

Door mijn bijdrage ondersteun ik Bits of Freedom, dat kan maandelijks of eenmalig.

Ik geef graag per maand

Ik geef graag een eenmalig bedrag