Onderzoek niet meer ter plaatse maar op het bureau
De politie heeft al de bevoegdheid om een zogenaamde netwerkzoeking te doen. Daarmee mag de politie bij een doorzoeking van een plaats ook onderzoek doen in bijvoorbeeld de computer van een verdachte, en de systemen waarmee die computer verbonden is. De toegang van de politie bij dit onderzoek gaat even ver als die van de verdachte. Beperking aan deze bevoegdheid was altijd dat het moest plaatsvinden vanaf de locatie die doorzocht werd. In de Innovatiewet wordt voorgesteld om dit onderzoek ook vanaf het politiebureau te kunnen doen.
Hoewel het goed of nuttig kan zijn dat de politie niet zo lang op de locatie hoeft te zijn, en hier dus ook wel wat voor te zeggen valt, is er een belangrijk verschil. Wanneer een apparaat in beslag genomen wordt voor onderzoek, hoeft dit namelijk niet meteen te gebeuren, maar kan daar best wat tijd overheen gaan. In het wetsvoorstel wordt gesproken van een termijn van een maand na inbeslagneming. Dit kan ook nog telkens met een maand worden verlengd. Dat is een lange tijd, waarin er nog veel berichten binnen kunnen komen.
Voor de politie is dat natuurlijk interessant. Er zit een perverse prikkel in om deze termijn zo lang mogelijk op te rekken, en zo toegang te krijgen tot meer later binnenkomende berichten. Omdat de bevoegdheid daar niet voor bedoeld is, zijn waarborgen tegen dit soort gebruik van groot belang. Die zijn er bij deze voorgestelde bevoegdheid onvoldoende. Als de politie zo lang als mogelijk via een communicatiekanaal informatie wil vergaren, heeft het daar aparte bevoegdheden voor, met weer aparte waarborgen. Die moeten dan worden ingezet. Wij vinden dat ook hier de rechter-commissaris toestemming moet geven om het onderzoek te doen, en om de termijn waarbinnen het onderzoek moet plaatsvinden te verlengen.