Omgevingsprivacy is bijzonder lastig te beschermen zodra het zich uitstrekt tot sociale en openbare ruimtes die buiten het bereik van privacywetgeving vallen. Als ik aan gezichtsherkenning word onderworpen op de luchthaven, word getagd op sociale media tijdens een sportwedstrijd, of als de openbare bibliotheek een Alexa microfoon installeert, dan schendt juridisch gezien niemand mijn rechten. Maar een deel van mijn leven is onder het vergrootglas van software komen te liggen. Zelfs als de data die ze over mij hebben verzameld geanonimiseerd wordt met strikte inachtneming van allerlei gloednieuwe databeschermingsregels, dan nog is mij iets afgenomen door het feit dat ik gemonitord ben.
Je kunt betogen dat omgevingsprivacy een relikwie is uit een vervlogen tijdperk. Net zoals je vroeger de sterren aan de nachtelijke hemel zien, wat een prettige eigenschap was van de wereld vóór elektriciteit, maar niet onontbeerlijk. Dit argument gebruikte Zuckerberg toen hij eenzijdig de privacybescherming van elk Facebookaccount ophief'Privacy no longer a social norm, says Facebook founder' in 2010. Sociale normen waren veranderd, legde hij toentertijd uit, en Facebook veranderde mee. Vermoedelijk zijn ze nu weer terug veranderd.
Ik ben van mening dat omgevingsprivacy van groot belang is voor onze rechtsstaat. Als alle discussies plaatsvinden onder het oog van software in een medium dat zich richt op het maken van winst door het gedrag van zijn gebruikers te manipuleren, dan is het misschien niet meer mogelijk om de consensus en gedeelde blik op de realiteit te creëren die een randvoorwaarde vormt voor zelfbestuur. Als dat waar is zal de teloorgang van omgevingsprivacy onomkeerbaar zijn, omdat het ons vermogen te functioneren als een democratie wegneemt.
Dit alles laat volgens mij een duidelijke parallel zien tussen privacy- en milieuwetgeving: een ander gebied waar we door technologische verschuivingen noodgedwongen een slinkende hulpbron moeten beschermen die eerdere generaties als vanzelfsprekend beschouwden.1
Het idee dat je de natuur met wetten moest beschermen was niet vanzelfsprekend voor de vroege Amerikanen. Hun ervaring met de wildernis was dat je er wilde beren tegenkwam; niet een bedreigde hulpbron die je met juristen moest beschermen. De heerschappij over onze natuur was nu juist de maatstaf van onze beschaving.